
De opvang van dak- en thuislozen blijft een belangrijk aandachtspunt voor de ChristenUnie. We hebben ons ervoor ingezet dat de gemeente daklozen onderdak en eten biedt. Maar we vinden dat de gemeente meer kan doen dan dat. Opvang is volgens de ChristenUnie geen structurele oplossing. Dak- en thuislozen hebben perspectief nodig op een beter bestaan. Waar nodig moet de gemeente deze mensen bij de hand nemen om hun leven weer op de rails te krijgen.
De afgelopen jaren is de opvang voor daklozen verbeterd, maar doordat mensen niet (snel genoeg) uitstromen raakt de opvang overvol. De afstand tussen opvang en zelfstandig wonen is nog te groot. De ChristenUnie wil veel meer inzetten op begeleiding van mensen en doorstroom naar (semi-) zelfstandige woonvormen zoals sociale pensions. Dat geeft mensen perspectief en leidt ook tot voldoende ruimte in de daklozenopvang. Ook moet samen met de woningcorporaties gekeken worden naar omklapwoningen. Met omklapwoningen wordt voorkomen dat mensen met een huurachterstand op straat worden gezet en kunnen ze in een sociale huurwoning blijven wonen terwijl ze onder begeleiding kunnen werken aan hun schuldenprobleem.
Ook bij de hulp aan daklozen is een persoonlijke aanpak belangrijk. Sommige mensen hebben enkel financiƫle problemen, maar anderen hebben daarnaast een psychische stoornis of kampen met een verslaving. De ChristenUnie vindt dat mensen die in de opvang zitten, een persoonlijk plan en persoonlijke begeleiding moeten krijgen om hun situatie te verbeteren.
Digitalisering maakt de aanvraag van gemeentelijke diensten in veel gevallen gemakkelijker. Tegelijk is er een groep die moeite heeft om mee te komen met het hoge tempo van de digitalisering. Bovendien is menselijk contact volgens de ChristenUnie van groot belang voor het versterken van het vertrouwen tussen burger en overheid. Daarom wil de ChristenUnie dat de dienstverlening aan de diverse balies en de telefonische bereikbaarheid van de gemeente niet wordt verwaarloosd en dat de gemeente tijdig reageert op brieven.
Voor de ChristenUnie betekent een duurzaam Leiden dat de stad is voorbereid op de gevolgen van klimaatverandering, maar ook zelf wil werken een duurzame energie, duurzaam gebruik van grondstoffen en de beperking van afval.
Door klimaatverandering zal er in de toekomst in kortere periodes grote hoeveelheden regen zijn en zullen ook zeer warme periodes vaker voorkomen. Leiden moet daar rekening mee houden bij de inrichting van de stad. Dat betekent meer groen, voor de goede opvang van regenwater en het tegengaan van hittestress. Ook de waterhuishouding moet worden verbeterd voor een klimaatbestendige stad.
Duurzaamheid is meer dan groen. De ChristenUnie wil dat de gemeente zich inzet om, samen met de regio, een duurzame stad te zijn die klaar is voor de klimaatuitdagingen van de toekomst zodat de stad ook voor volgende generaties leefbaar blijft. Dit vraagt om een energietransitie waarin nieuwbouw niet meer op aardgas wordt aangesloten en waarin de hele stad conform landelijke afspraken uiterlijk in 2050 van het gas af is. Alternatieve energieopwekking in een historische stad als Leiden is niet eenvoudig, maar waar zich mogelijkheden voordoen voor duurzame en lokale energieopwekking, bijvoorbeeld door zonne- en windenergie (denk aan zonnepanelen in de vorm van klassieke dakpannen), gaat de gemeente actief aan de slag om dit mogelijk te maken voor particulieren en bedrijven in de stad. Omdat een energietransitie grote gevolgen kan hebben voor bewoners en hun energierekening wil de ChristenUnie dat de gemeente de regionale en landelijke ontwikkelingen op dit vlak niet afwacht maar al actief mogelijke problemen en oplossingen in kaart brengt en hiermee in de begroting ook rekening houdt. Uitgangspunt is daarbij een betaalbare energierekening voor alle Leidenaren. De gemeente stimuleert verduurzaming van woningen door leningen te geven voor bijvoorbeeld isolatie- en energiemaatregelen in huis.
Voor dit alles geldt dat de gemeente zelf ook het goede voorbeeld moet geven, bijvoorbeeld door zelf duurzaam en fairtrade in te kopen en aan verdere afvalreductie te werken.