Wij zijn de tijden – Algemene Beschouwing 2025
Voorzitter, onze stad kenmerkt zich door een rijk verenigingsleven. Of het nou gaat over grote verenigingen als ZZ Leiden of de 3 oktobervereniging, over studie- of studentenverenigingen als Prometheus, NSL of Augustinus, of over kerken en moskeeën. Het zijn stuk voor stuk clubs die we moeten koesteren – het zijn dé plekken waar onze inwoners met elkaar verbonden zijn. En zo geven we het samen leven van onze stad vorm. Ook zelf ben ik gelukkig volop onderdeel van dat verenigingsleven.
Zo was ik in mijn studententijd met groot plezier lid van de Vereniging van Gereformeerde Studenten te Leiden ‘Franciscus Gomarus’, kortweg Gomarus. Een kleine vereniging van toen zo'n 80 leden, waar we konden borrelen en feesten tot het ochtendgloren elkaar uitdaagden in onze academische vorming over studiegrenzen heen, en diepe gesprekken konden voeren over de zin van het leven of over de waarde van het geloof in God in deze tijd. Prachtig hoe die dingen naast elkaar konden bestaan en elkaar vaak moeiteloos afwisselden. Het was in die tijd op Gomarus dat ik – over Augustinus gesproken – een discussieavond mocht leiden over het leven en werk van Augustinus – die we hier in Leiden vooral kennen als een van oorsprong katholieke studentenvereniging. Het leek mij mooi om me eens wat meer in hem te verdiepen. Vooral omdat hij als kerkvader bij zowel protestanten als katholieken terecht tot de verbeelding spreekt.
Het is een fascinerende man afkomstig uit Algerije, die leefde van 354 tot 430 na Christus, die een losbandig leven leidde, naar Italië vertrok om uit de greep van zijn moeder te komen – wat overigens niet lukte omdat zijn moeder hem achterna kwam, die een kind kreeg dat op jonge leeftijd overleed, die er later zelf een liefdesrelatie met een meisje van 11 op nahield, en desondanks - en misschien moet ik wel zeggen dankzij – tot inkeer en geloof in God kwam en zelfs bisschop werd. Over dit proces heeft hij zijn bekende boek de Confessiones – de bekentenissen – geschreven. Augustinus was een echte veelschrijver en heeft daardoor ook vandaag de dag nog veel invloed. Juist ook omdat hij veel nadacht over sociale en maatschappelijke vraagstukken. En daarom laat ik me graag door hem inspireren. Want het zijn onrustige tijden. In de wereld, in Nederland, maar ook in mensenlevens in Leiden. Bij veel mensen gaat het goed - gelukkig, maar helaas zijn er ook veel Leidenaren met fysieke, mentale of financiële problemen. Augustinus zei: 'Het zijn slechte tijden! Het zijn moeilijke tijden! Dat zeggen de mensen tenminste. Laten we liever goed leven, dan worden de tijden vanzelf goed. Wij zijn de tijden. Zoals wij zijn, zo zijn de tijden.' Met andere woorden, de tijden zijn niet iets dat ons overkomt, maar iets waar we deel van uitmaken en wat we mede vormgeven. Het bepaalt ons bij onze verantwoordelijkheid voor de tijd waarin we leven. Ook politiek gezien is dat een les. Juist hoe wij omgaan met de meest kwetsbare mensen in onze stad, laat zien hoe de samenleving ervoor staat. Want wij zijn de tijden. Het is leuk, al die groene, oranje en rode stoplichten op het gebied van beleidsvoortgang, maar voor de mensen voor wie de seinen in hun leven op rood staan, lees ik in de financiële stukken te weinig.
De ChristenUnie zou graag zien dat we meer werk maken van de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers. Het is sympathiek dat er (voor 2026-2029) een beetje extra geld wordt uitgetrokken voor de ondersteuning van ongedocumenteerden, maar daarmee zitten we nog heel ruim onder het niveau van de tijd dat we in Leiden nog een Bed- Bad- en Broodvoorziening hadden. Bovendien is het met dit beperkte budget nog steeds niet mogelijk om deze kwetsbare mensen op een humane manier op te vangen. Ik vind dat een schril contrast met hoe we bijvoorbeeld omgaan met de opvang van Oekraieners of ‘gewone’ vluchtelingen.
Voorzitter, die aandacht voor de huisvesting van kwetsbare doelgroepen missen we ook in ons woonbeleid. We hanteren weliswaar strak het principe om bij nieuwbouwprojecten 35% sociale woningen toe te voegen, maar echte keuzes voor bijzondere doelgroepen, zoals dak- en thuislozen maken we daarin niet. Terwijl andere steden, zoals Utrecht en Dordrecht die keuzes wel durven maken. Juist in een oververhitte woningmarkt komt het erop aan dat we hier als overheid stevige keuzes in durven te maken. Wij zullen met voorstellen komen die dit doen.
Voorzitter, over wonen gesproken. Het is goed dat we in Leiden zo serieus werk maken van de woningbouwopgave die er ligt. Maar nog steeds maken wij ons grote zorgen over hoe en voor wie er wordt gebouwd in onze stad. We bouwen nu vooral woningen in de vrije sector en sociale huurwoningen, we vergeten het betaalbare middensegment, waar mensen wonen die de ruggengraat van onze samenleving zijn. Het zijn de politieagenten, de verpleegkundigen en de juf of meester die hierdoor geraakt worden. We zullen daarom met voorstellen komen die ervoor moeten zorgen dat in onze woningbouwopgave tenminste 50% van de woningen die we realiseren moet toekomen aan het middensegment. Alleen zo worden we een stad waar je niet ongewild als dertiger nog bij je ouders moet wonen, en waar je relaties en kinderen maar uitstelt omdat je geen woning kan krijgen, maar zijn we de stad waar studenten en starters weer perspectief op een toekomst hebben.
Voorzitter, een andere kwetsbare groep in onze samenleving zijn kinderen en jongeren die afhankelijk zijn van specialistische jeugdhulp. Eerlijk gezegd is het ronduit cru te lezen dat het College juist op deze zwaardere jeugdhulptrajecten wil bezuinigen. Wat de ChristenUnie betreft kijken we vooral naar hoe we de instroom in de jeugdhulp aan de voorkant kunnen verminderen. En daarvoor ligt een belangrijke sleutel in de samenleving zelf. Niet voor niets begon ik bij de kracht van verenigingen in onze stad. Als kinderen en jongeren het even niet redden, dan gun ik ze bovenal een omgeving en thuissituatie waarin ouders, en anders een opa, oma, buurman of buurvrouw of de kerk in eerste instantie benaderbaar zijn voor hulp. Gerichte voorstellen voor investeringen in de samenleving kunt u ook op dit punt van ons verwachten.
Voorzitter, in plaats daarvan zie ik in deze Kaderbrief vooral weer veel investeringsdrang in eigen bedachte plannen van het College. Of het nou gaat over het reserveren van geld om het Kort Rapenburg te ontdempen, geld dat beschikbaar wordt gesteld voor beeldende kunst bij gebiedsontwikkeling, extra geld voor de Lakenhal, en eerder al voor een parkeergarage en een luxe bibliotheek, het zijn stuk voor stuk keuzes die weliswaar nice to have zijn, maar zeker niet altijd need to have en waar de Leidenaar de rekening voor betaalt. En er is al helemaal niet te lezen dat dit soort investeringen ook niet, soberder of later kunnen. We zien de schulden, schuldquote en de risico's toenemen, maar het College staat erbij, kijkt ernaar en schuift het probleem nonchalant door naar het volgende College. Om ook nog even op te merken dat een nieuw stadsbestuur alle ruimte heeft om – en ik citeer – ‘structurele accenten’ aan te brengen. Niet meer dan accenten dus.
Voorzitter, in het werk dat wij hier als Raad en College doen, raak ik er steeds meer van overtuigd dat dit de essentie van ons werk is: de kracht die er al in de samenleving aanwezig is versterken, daar moeten we slimme en gerichte investeringen doen. We hebben een overheid nodig die niet zelf invult wat er nodig is in de samenleving, maar die aanvúlt en invóelt wat nodig is. Samenleven begint in de samenleving zelf. Met Augstinus zeg ik: Laten we dat doen en zo het goede samen leven aanjagen, dan zijn de tijden goed. Want zoals wij zijn, zo zijn de tijden.